top of page

Das klitsekleine Monster

 

Er hing een vreemde sfeer in Badhuis De Stille Bron. Het was gebouwd in de jaren tachtig door baron Emile Bogaert, bovenop een heuvel tussen de weilanden van Wulvergem. Nadat de baron wegens desinteresse het pand had verkocht, kende het badhuis een opeenvolging van eigenaars. Stuk voor stuk hadden ze geprobeerd het interieur op te frissen, maar hoeveel ontwerpers, loodgieters en schoonheidsspecialisten er ook aan te pas kwamen, het complex breidde zich genadeloos uit tot een kakofonie van plaasteren zuilen, pasteltinten en plastieken planten.

 

Na dertig jaar was de sfeer in De Stille Bron dusdanig ambivalent, dat de setting evengoed die van een antiek badhuis als die van een erotische Italiaanse thriller kon zijn. Het clientèle schuifelde van sauna, naar jacuzzi, naar ligbed. Hun slanke dijen doken op vanachter Griekse namaakpilaren, hun tieten hingen naast kunststoflianen en hun vetrollen werden afwisselend geel, rood en blauw belicht - afhankelijk van waar zij zich in de ruimte bevonden. Gestaag bewandelden ze hetzelfde parcours: voetbad, zwembad, stoombad, voetbad, zwembad –

 

Het Romeinse stoombad! Het bevond zich in het epicentrum van de thermen en was gigantisch. Het lag daar, als een warme moederschoot waaraan de rest van het saunalandschap was ontsproten. Hete druppels gleden van de wanden en regelmatig opende het zijn glazen deur en spuwde een dampende wolk en twee verlepte bezoekers uit. Midden in het stoombad lag een klein dompelbad.

 

Er groeide iets, daar. De mist en wazige, roze sfeerverlichting, de vage gitaardeuntjes op de achtergrond, ze maakten de mensen brutaler. Hier wierp men zijn blikken al wat minder tersluiks. Hier werd de respectabele afstand toch wel iets kleiner. Hier werd men een kameleon.

 

Op de derde bank van links zat Frau Fisch. Haar knieën had ze opgetrokken tot aan haar kin, haar ogen gesloten met een lichte frons boven haar wenkbrauwen. Ze klemde haar lippen op elkaar en duwde haar bovenbenen tegen haar borstkas. Ze wilde getroost worden, door de gloed die de granieten bank uitstraalde, door de lucht die haar longen schroeide en door de mistige omgeving. Troost: een hand die zachtjes over haar rug streelde, amper twee seconden een teken van genegenheid dat, misschien zelfs niet zo bedoeld, enkel een aansporing was om op te staan. Het zou genoeg geweest zijn.

 

Haar nagels kerfden in haar licht gezwollen buik. Das klitsekleine Monster werd alleen maar groter en bij elke centimeter stierf Frau Fisch een beetje meer. Ze voelde het bewegen, zijn kleine vingers in haar vlees. Haar hoofd duizelde. Niet aan denken! De hitte, hoe lang zat ze hier al?

 

Lang genoeg?

 

De mensen in Badhuis De Stille Bron trippelden van stoombad, naar douches, naar cafetaria: een te kleine handdoek langs een stel onwillige billen, een verdwaalde balzak, een portie fingerfood van de zaak.

 

Frau Fisch stond trillend op, zweetdruppels gleden van haar nek over haar ruggengraat. Haar lichaam voerde haar naar het blauwverlichte bassin in het midden van het stoombad. Een gezette man, die reeds de helft van het kleine bad in beslag nam, keek voldaan toe hoe haar naakte lijf in het water zakte. Frau Fisch legde haar handen op das klitzekleine Monster en neep. Er gleden nog twee mannen in het dompelbad en Frau Fisch werd gedwongen tot een uithoek van het koele water, zo ver mogelijk bij hen vandaan. Rondom haar klonken fluisterstemmen, klotsend water en hier en daar een zachte kreun. Alles veranderde in een mengeling van armen en benen op verkeerde plaatsen en dunne glimlachjes onder stoute blikken. Een déjà vu: zijn graaiende handen die haar tegen de wc-pot duwen, zijn rotte adem en zijn flinterdunne kromme lul. Ze wilde eruit, ze wilde hét eruit, maar zag zich onmogelijk ver verwijderd van de uitgang.

 

Een klein wezen tussen de monsters.

bottom of page